Van wat was, niet meer komt. Maar t’was een knusse tijd.Gezin en familie gaven geborenheid.
“Vroeger was niet alles beter maar wel (vaak) leuker”
Heeft u een leuk verhaal van vroeger of een anekdote ? stuur ons u bericht naar info@grootvaderstijd.net en wij plaatsen het op deze site, ook oude liedjes zijn welkom.
De heer Bram Dittmer uit Amsterdam schreef het volgende verhaaltje.
In het boek “Het dagelijks leven in de jaren “50 van Gerjan Heij staat op bladzijde 22 Mevrouw Hoedendoos wast haar kinderen buiten in de teil, Lindenstraat (Jordaan),Amsterdam, 2 augustus 1951, de heer Dittmer vult het verhaal aan met : Overigens mw.Hoedendoos heette mw.Assendelft van Wijck (dus een dubbele achternaam en toen een deftige naam in de Jordaan) Haar bijnaam was (Tante) Na Hoedendoos omdat zij in haar jonge jaren een soort vage handel dreef waarbij zij ook hoedendozen (grote ronde) trachtte te slijten.Deze dozen werden dan niet zozeer gebruikt om er een (Dames) hoed in te bewaren, in de Jordaan werden geen of nauwelijk dameshoeden gedragen, maar als een soort opbergplaats. Ik heb nog een beeld van haar: zwart krulhaar, beetje gezet en vaak in een soort jas-schort. Mijn “Opoe”ook in de Jordaan had ook zo’n hoedendoos en zij bewaarde daarin: Levertraan, rode watten (Thermogeen watten bij rheumatische aandoeningen), Haarlemmerolie en allerlei geheimzinnige poeders, pillen en zalfjes samen met veel flanellen lapjes. Dat was haar :huisapotheek”welke ongetwijfeld bij vele arbeiders mensen voorkwam.Het bijzondere is nu dat ik herinner dat Opoe voor alles en iedereen een “kuur of medicijn”had. Natuurlijk niet als de dokter er aan te pas moest komen maar wel alledaagse dingen en verwondingen (waar mensen nu ook voor naar de dokter gaan ) wist Opoe raad. Zij liet ons levertraan slikken (met een snoepie toe) behandelde schaafplekken op benen, Op straat gevallen en een pijnlijke plek? naar Opoe toe: zalfjes, lapjes, een paar kusjes en een snoepie toe en maar gewoon weer lekker verder spelen. Buikpijn ? in haar grote veren bed liggen met een warme kruik, een aai over de bol en na een poosje was je genezen.
Mevrouw Hoedendoos wast haar kinderen buiten in de teil, Lindenstraat. In de boldootkar legen mensen hun sanitaire emmers, Amsterdam, 1936
(Jordaan), Amsterdam, 2 augustus 1951 Bron:Het dagelijks leven jaren’50.Terra Dit boek is te koop bij www.grootmoederstijd.nl kijk bij te koop………….Bron:Stadsleven in grootmoeders tijd Terra is uitverkocht.
De heer Bram Dittmer schreef ook nog het volgende:
Mijn vader, een notoire verslaper, werd gewekt door een “porder” misschien de laatste maar nog actief in 1955 ( niet met een “talhout” op de trap slaan maar gewoon aanbellen. Ik zie nog de “ratelaar”voor een vuilnisophaalwagen lopen (Stadsreiniging) die met een grote houten ratel lieten horen dat de afvalbak werd opgehaald. De augurken en zuur verkoper kwam 2x per week langs: “uit de wijnazijn” was zijn roep.Als schoolkinderen gingen wij 1 x per week naar het badhuis (met de hele klas) vooreen degelijke schrobbeurt en verder, ja het is waar in de tobbe voor de kachel (zaterdagavond) Als we ondeugend waren (gewoon kwajongenswerk) dan kreeg je (soms) een tik of schop(je) van een van de buren en je waagde het niet om het tegen je Vader of Moeder te zeggen; want dan kreeg je er nog een, onder het motto: “je zult het wel verdiend hebben”. Onze buurman was bloemenhandelaar en ging elke morgen heel erg vroeg naar Aalsmeer om handel in te slaan (per trapbakfiets !!) deze bakfiets stond voor zijn deur (aan de Lijnbaansgracht waar wij woonden) en nooit heeft iemand van de “kleine donderstenen” het in zijn/haar hoofd gehaald om iets met die bakfiets uit te halen (stond niet op slot) Nee,van de bakfiets van Ome Willem (in de Jordaan was toen iedereen buiten Vader en Moeder een Ome of Tante) bleef je af, punt, geen discussie, geen onduidelijkheid.Soms verlang ik intens naar die tijd dat alles zo ordelijk, overzichtelijk, duidelijk en vooral kindveilig was.Ik wil niet idealiseren omdat ik ook de negatieve kanten heb gezien/ervaren (neerhalende werking van de sociale gelaagheid bij: meer willen/kunnen dan men (Jordaan) meende dat goed genoeg voor je was.( ik zat in de 6e klas Lager Onderwijs op Franse les (schnabbel van de bovenmeester) en dat heb ik, helaas ook negatief, moeten weten.”Kijk ie lopen, de prefesser”was mijn wekelijkse spitsroedenloop terwijl ik alleen maar basis Frans leerde: “Papa fume une pipe” Maar toch, ik zou het zo weer overdoen.
Tante Jo, de porder uit de Jordaan, Amsterdam Het badhuis in Winterswijk, midden jaren dertig.
Bron:Stadsleven in Grootmoeders tijd Terra Bron:Leven in Grootmoeders tijd Terra
Porder
De volkszanger Johnny Jordaan gaf het al ten beste (Tekst: Pi Variss, muziek: Pi Variss, Harry de Groot):
M’n vader was Porder,
Ik zie hem nog gaan
Wanneer hij des morgens moest porren
Al was het geen vetpot dat Pordersbestaan
Toch deed hij het zonder te morren
Want ondanks z’n armoetje leefde hij blij
En dikwijls dan zei-ie tot mij
Refrein:
De een is gesjochten, de ander weer rijk
We zijn op de wereld niet allen gelijk
De een wordt geboren in een villa of slot
De ander roept mama in een vochtige krot
Maar iets blijft hetzelfde of je arm bent of rijk
Dat is voor ons allen gelijk
Want kijk naar de hemel dan zie je ‘t meteen
De zon schijnt voor iedereen
Ik denk aan die jaren nog dikwijls terug
Het lijkt me nog zo kort geleden
Geen Porder bestaat meer
de tijd gaat zo vlug
‘t Verleden wordt nimmer meer heden
Als ik aan die tijd denk hoor ik vader z’n stem
Dan klinken de woorden van hem
Refrein:
Als porder was het dus geen vetpot, maar waar verdiende je je karige loon nou mee? Wel, je was eigenlijk een wekker, je maakte je klanten in je wijk (zo’n stuk of honderd) dus ´s ochtends vroeg wakker om een bepaalde tijd. Dat deed je, door met een stok op de deur of het slaapkamerraam te tikken. Een keer in de week rekende je af en haalde je je centen of dubbeltjes op. Er waren zelfs werkgevers, zoals in Schiedam de jeneverstokerijen, die hun personeel op deze manier lieten wekken, opdat zij op tijd zouden aantreden voor hun werkdag van 14 uur. Rond 1940 waren mechanische wekkers zo betaalbaar geworden, dat het beroep porder is uitgestorven. Latere varianten waren telefonische wekdiensten in de jaren ’50, ’60 en ’70.
Mevr.A.van Rij uit Beverwijk, schreef het volgende verhaaltje uit de oorlogstijd.
Mijn vader J.Stolk uit Rotterdam was waterstoker en verkocht van alles en nog wat (als hij het had) in de oorlog. Schoenveters koperpoets, groene zeep (los uit een blik) en hij had een rij houten schappen (bakken0 waar erwten bonen en spilterwten inzaten, verder flessen bleekwater, amoniak , losse petroleum die hij uit een groot vat pompte per litertje voor “het stelletje” want dat was het meest gebruikte kookgeval wat er toen was. Mijn vader ken ik beste hoe hij er uit zag net een kolenboer altijd vuil en stoffig en maar houtjes hakken achter de watertank waar onder de oven lag.Iedereen in de buurt die wat brandbaars had, bracht dat naar waterstoker Stolk…want die zorgde dat er op maandagmorgen heet water was voor de was…en dat haalden ze (of hun man) per 2 emmers vol bij hem om in hun kuip te gooien met een klont groene zeep… en maar draaien (met de hand) aan de slinger van de VELO en het schoep in de kuip draaide de was schoon (?) je wist niet beter….! Ja mijn pa had een fiets met een grote bagagedrager voorop en daat stond een mand op en daar paste ik prima in en dan de klep naar beneden en hij fietste met mij in zijn mand heel Rotterdam rond om nog te kijken waar wat zeep of schoenepoets.. zwarte doosjes Erdal (met een pelikaan erop) te krijgen waren… want van alles was er tekort en ik genoot als pa ging zingen op die fiets, want dan was hij blij en groette zelfs de moffen onderweg terwijl hij een ontiegelijke haat tegen ze had, en er haast een aan het mes zou hebben geregen als mijn moeder niet had ingegrepen… want ze namen z,n 2 laatste nieuwe binnenbanden mee die hij zo goed verstopt had. Oh…de herinneringen komen zo weer terug…de angst die ik had als de moffen in zijn winkeltje kreeg….voel ik zo weer die angst die je pijn in je buik gaf ….!
Opname uit het boek,Mag’t ietsje meer zijn? Bron: Terra Waterstoker Bron: Zeg, ken jij de mosselman? Scriptum
Mevr.A.van Rij uit Beverwijk, schreef het volgende verhaaltje uit de oorlogstijd.
Nostalgie op de step. Bron: www.grumb.nl
Je bent in Den Haag geboren of niet.
In de vijftiger jaren reed ik als kind met mijn step door Den Haag. Het liefste stepte ik door de Goudenregenstraat langs het Goudenregenplein en via de Lijsterbesstraat en Laan van Meerdervoort weer naar huis.
En dat rondje deed ik dan een paar keer.
De meeste winkels hadden een toonbank waar achter iemand stond die de bestellingen opnam. De Gruyter op het Goudenregenplein was natuurlijk een begrip.
Alles was keurig geordend en mijn moeder kocht er weleens Het Snoepje Van De Week. Je keek je ogen uit maar het was verboden achter de toonbank te komen.
Op de Laan van Meerdervoort waren verschillende winkels van de Sierkan gevestigd waar men eieren, boter en melk in flessen verkocht.
De vrouw van de melkboer stond in de winkel.
De melkboer zelf kwam aan huis met een bijzondere kar gevuld met flessen en je kon ook de melk in een kan laten tappen aan een kraan.
In een vlaag van baldadigheid heeft één van mijn broers eens het kraantje van de kar van de melkboer opengezet toen de melkboer zelf net bezig was een paar flessen weg te brengen naar een klant.
De boze melkboer kwam zijn beklag doen bij mijn moeder en vertelde haar dat als het nog eens zou gebeuren zij de melk moest betalen.
Dat dreigement was niet aan dovemansoren gericht want mijn moeder kreeg wekelijks een krap bedrag aan huishoudgeld en moest maar zien hoe ze het daarmee redde met het grote gezin.
Het hielp dan ook niet echt dat even later de bakker met zijn kar aan de deur kwam en een krentenbol wilde afrekenen.
Mijn oudste broer had ondertussen namelijk de bakker benaderd en hem gezegd dat hij een krentenbol wilde hebben maar geen geld had en dat de bakker het geld bij zijn moeder moest halen die op nummer 112 woonde.
Mijn moeder moest met tegenzin betalen en zag haar oudste zoon in een hoekje zitten van de tuin, knabbelend aan zijn krentenbol, maar niet voordat hij alle krenten uit de bol had gevist en weggegooid want mijn oudste broer was geen liefhebber van krenten.
Nostalgische verhalen zijn leuk en worden meer bijzonder als de vreemde trekken van je familieleden zo vroeg reeds aan de oppervlakte komen.
Onderweg kwam ik weer langs het Goudenregenplein waar in de vijftiger jaren de eerste zelfbedieningswinkel werd geopend: PeHa.
De mensen die wat verder weg woonden namen de tram en stapten op het Goudenregenplein uit om de boodschappen te doen bij deze ultramoderne zaak.(Goudenregenplein met achter de tram PeHa, rechtsachter de tweede boom sta ik met mijn step.)
Ik stond er met verbazing naar te kijken en ik herinner mij dat er zelfs een loflied bestond op de de HTM (de Haagse Tramweg Maatschappij). Mijn moeder had thuis wekelijks een naaister aan het werk, zij vertelde me dat we dat lied uit ons hoofd moesten kennen als we de tram in stapten.
Ik herinner me alleen nog het refrein van Tramvreugde:
Schep vreugde in het leven
Maak een ritje met de tram
Wat je nergens kan beleven
Vind je bij de HTM
De conducteur verveelt zich niet
Kent zorgen noch verdriet
Schep vreugde in het leven
Maak een ritje met de tram.
Daarom wilde ik ooit conducteur worden.
Leek me een leuk baantje:
zonder verveling en zonder zorgen en verdriet.
Maar dan moest ik natuurlijk eerst mijn step verkopen.
Ik weet nog steeds niet wat PeHa betekent maar het is vast de afkorting van de Haagse naam van de eigenaar: Peter Hazewinkel of Peer Hanekam of misschien wel Petronella Haring
Moeder, als ik later groot ben.
Moeder, als ik later groot ben en ik heb een eigen huis, en een tuin met appelbomen en een keuken met fornuis, en een wiegje en een kindje,en een man die vader heet…. weet U, hoe ik later doen zal ? Altijd zoals U het deed !
Is er eens, na heel veel jaren, ook mijn kleine kindje groot,’t Zal mij wel erg dankbaar wezen om wat hij van mij genoot. Maar dan zal ik hem toch zeggen: ‘Heb jij het zo goed gehad Dank dat maar aan moeders moeder, Want zij blijft de grootste schat !
dichter onbekend 1953
wie schreef het lied , mijn vader was porder, en ik zie hem nog gaan.
en,
Nog nooit voorheen zag men twee zulke goede vrienden